Vandaag in Huize De Mik

Wednesday, December 27, 2006

Frans Haks


Steeds meer mensen die ik ooit interviewde gaan of zijn dood. Zoals Frans Haks, oud-directeur van het Groninger Museum, die gisteren overleed. In 1993 interviewde ik hem met een collega van de kunstredactie. We moesten een half uur wachten op hem. Zijn vorige gesprek liep hopeloos uit en hij excuseerde zich omstandig. Hij zat aan een kleine, glazen, vierkanten tafel en wij nestelden ons aan de overkant daarvan. Haks stak de ene na de andere filtersigaret op en schaterlachte geregeld. Hij had de nodige zelfspot en bezigde woorden waar wij als journalisten verzot op zijn in citaatjes zoals ,,akelig'' en ,,pijnlijk''. Ik mocht hem wel, die extravagante, controversiele, uitdagende, kleine man, die ervoor zorgde dat Groningen een spraakmakend nieuw museum kreeg. Dat stond er toen nog niet, maar de plannen ervoor werden met argusogen bekeken in de rest van het land. Vandaar ook dat mijn kunstcollega naar Groningen was afgereisd. Op de terugweg in de auto zei ze dat ze zich niet zo op haar gemak had gevoeld. Dat had ze altijd bij homomannen, omdat die haar vrouwzijn niet waardeerden, dacht ze. Net of ze zich denigrerend opstelden tegenover het andere geslacht. Ik begreep haar niet. Ik voel me bij homomannen juist meer thuis, Ze bekijken je tenminste niet als zo'n heteroman en bovendien voelde ik natuurlijk een band vanwege mijn eigen geaardheid.
Haks trof ik later nog een paar keer, toen ik schreef over zijn vermeende fraude en valsheid in geschrifte. Hij woonde met zijn vriend onder een dak en ze hadden een gezamenlijke telefoon, terwijl de vriend enkele jaren een uitkering kreeg. Dat mocht niet. Stom, vond Haks achteraf, maar geen opzet. Achteraf hadden ze beter elk een aparte telefoonlijn kunnen nemen. De tijd van de mobieltjes was nog niet aangebroken.
In 1985 interviewde ik voor mijn doctoraalscriptie Cees Kerdel van het Nederlands Olympisch Comite, ooit ook nog IOC-lid, dacht ik. Hij bracht me na het gesprek in zijn Triumpf naar het station. Een lange man in een groene trenchcoat en een geblokt hoedje. Hij vond de animositeit op sportgebied tussen Nederland en Belgie groter dan die tussen Nederland en Duitsland. Ook Kerdel is niet meer in het land der levenden, evenmin als dr. J. Linthorst Homan, de oud-voorzitter van het NOC, die in 1956 besloot dat het Nederlandse team niet naar de Olympische Spelen in Melbourne kon, vanwege de inval van de Russen in Hongarije. Hij woonde in de jaren tachtig in Rome, waar ik hem schreef. Zijn authentieke brief ben ik kwijt, de inhoud staat in mijn doctoraalscriptie. Ik heb me eens wezenloos gezocht naar die brief, toen een tv-programma ernaar vroeg. Mijn tvcollega's maakten een documentaire over Melbourne. Maar hoe ik hier de boel ook ondersteboven klauwde, alleen de enveloppe kwam boven water.
Kwijt ben ik veel. De stapels knipsels en oude kranten liggen her en der verspreid in de woonkamer. Waar had ik dat 06-nummer ook al weer van Janneke Schoonhoven? De moeder van de ontvoerde Sara en Ammar? Mijn vreindin en ik hebben al scheldend en mopperend (ik vooral, zij bleef geduldig, moet ik eerlijkheidshalve toegeven) de stapels van mijn bureau doorgenomen op zoek naar dat ene nummer. Net op het moment dat ik mijn krant nogal pissing kond deed van het feit dat ik het kwijt was, lag als een wonder het kleine briefje met nummer ineens voor me. Dat leverde nog een aardig klein interviewtje op dat in zijn geheel op de website van de nrc was te lezen. In de krant waren er enkele, naar mijn smaak, mindere citaten uit opgenomen. Elke keer neem ik me voor dat ik lopende zaken duidelijk afzonder van de rest van de ,,grote hoop''. En in de meeste gevallen lukt me dat ook. Een aparte enveloppe met de al geschreven stukjes er in leg ik gewoontegetrouw naast de linkerpoot van mijn bureau.

Vanmorgen kreeg ik een nieuwjaarskaart van een vriendin/collega, waarin ze schreef: ,,Goed he, van Birgit?'' Ja, zeker. Heel goed! Birgit is de nieuwe hoofdredacteur van NRC Handelsblad. Ze maakte een bliksemcarriere bij de krant. De collega/vriendin en Birgit kwamen zes jaar geleden naar mijn 40ste verjaardag. Birgit was toen net terug als correspondent uit Brussel, waar ik haar nog een paar keer heb opgezocht. Begin jaren negentig was ze mijn contactpersoon stad en land bij de krant.. Ze viel me toen al op door haar diplomatie, geduld en vriendelijkheid. Nooit liet ze zich een woord ontvallen dat negatief uitpakte voor de krant. Nimmer hoorde ik frustraties uit haar mond over collega's of leiding. Wel was ze erg gedegen en secuur. Ze kon me op een ochtend wel drie keer bellen over een woord of zinsnede uit een berichtje. Wat ik daar mee bedoelde en hoe dat zat? Tegenwoordig gebeurt dat nauwelijks meer. Of mijn stukken zijn zoveel duidelijker of de binnenlandredactie is minder gedegen dan toen.
Ik herinner me nog dat Birgit ,,risicovol'' geen goed woord vond. Het was begin jaren negentig en dit woord stond aan het begin van zijn opmars om het veel sterkere ,,riskant'' te verdringen.
Elke keer als ik ,,risicovol'' hoor, denk ik aan Birgit. Dat het eigenlijk niet kan, maar toch gemeengoed is geworden. Net als ,,behoorlijk'', dat was spreektaal en mocht ik evenmin gebruiken. Elk woord moest verantwoord kunnen worden. Ik heb er veel van geleerd. Daarom valt het me nu ook sneller op als dingen verkeerd worden geschreven. Zo las ik laatst in mijn eigen krant dat iemand het onderspit ,,dolf''. Dat klonk me toch wat vreemd in de oren. Was het niet ,,delfde''? Ik pakl het woordenboek erbij, maar daar stond tot mijn verrassing dat beide mogen. Elke week krijgen alle redacteuren een lijstje van de eindredactie, waarin stijlfouten en hardkennige contaminaties worden aangehaald. 'Of het veel helpt weet ik niet'', zuchtte de collega die het samenstelt eens tegen mij. Ik las laatst in mijn krant hoe een ervaren journalist schreef dat ,,de acteur leidt aan de ziekte van Parkinson''. Een klassieke uitglijder. In mijn stuk over Frans Haks moest ik overigens dertien jaar later tot mijn schande een pijnlijke fout lezen. ,,Dat heb ik uit mijn gedachten geband'', laten mijn collega en ik Haks zeggen. Oef, het moet zijn, ,,gebannen''. Maar nu nog rectificeren heeft weinig zin, vrees ik. Van Haks zelf zal het in elk geval niet meer hoeven.

Tuesday, December 05, 2006

Dutchbat

Links op de tribune zaten ouders, kennissen en vrienden van de oud-Dutchbatters. Ook veel vrouwen met kinderen. Een kindje - of waren het meerdere?- huilde onophoudelijk. Op een kleine tribune was ruimte voor de pers. We konden alleen staan. Ik had het koud. Het was regenachtig weer. Zowel pers als toeschouwers keken uit op de appelplaats van de Johan Willem Frisokazerne in Assen. Ik vroeg nog aan een voorlichter in gevechtstenue: hoe heet dit hier? -De kazerne, antwoordde hij. -Ja, maar dit plein? Dat was dus de appelplaats. Ik hou van precieze formuleringen. Onder de klanken van de Johan Willem Frisokapel, die in een hoek van het plein stond, marcheerden de manschappen van het verdoemde en verguisde dertiende bataljon de plaats op. Leden van Dutchbat III, die de safe haven Srebrenica elf jaar geleden niet konden beschermen tegen schurk Mladic.
De helft was in uniform, die zaten dus nog in het leger. De anderen droegen een donkerblauw regenjack. Zij waren na de val van de enclave teruggekeerd in de burgermaatschappij. Voor deze reunie hadden ze dit uitgereikte jack aangetrokken. De meesten liepen in spijkerbroek. Dit was onderling zo afgesproken, hoorde ik. We mochten eigenlijk dat persvak niet uit, want de voormalige blauwhelmen wilden niet met de media praten. Wat lacherig stonden de voormalige Nederlandse VN-soldaten in het gelid. Het was voor velen de eerste keer sinds 1995, denk ik, dat ze hun vroegere kameraden weer zagen en met militair eerbetoon verwelkomd werden. Want er waren roffels, vaandels en beginklanken van het Willhelmus. Sommige Dutchbatters in burger salueren als de die horen. Ik kon me voorstellen dat sommigen het even te kwaad zouden krijgen, toen minister Kamp vriendelijk en begripvol lachend langs de rijen liep.
Srebrenica is een schande. Een zwarte bladzijde uit de Europese geschiedenis, zei Kamp. De krant had deze zinsnede uit mijn voorpaginastuk gehaald, want te lang, vermoed ik. Aan de voorlichter vroeg ik wat die tank daar op het plein deed. Dat was geen tank, maar een pantservoertuig, verbeterde hij mij. Een witte, met UN erop. Een originele. Er zat een vijftig millimeterkanon op, vertelde hij. Maar in Srebrenica zat er een .50 mitrailleur op, een lichter wapen. Want het VN-mandaat hield in: niemand provoceren en alleen schieten als je zelf werd aangevallen. Als ik de moeder van een Uruzganganger mag geloven is dit nog steeds het beleid. Ook een mortier, de witte bok Cees (de mascotte van het huidige dertiende bataljon) en een met takken gecamoufleerde tank stonden ter decoratie op de appelplaats.
De regen daalt gestaag neer uit een grijze hemel. Nee, er was weinig vrolijkheid. Voormalig overste Thom Karremans, kolonel b.d., komt aangelopen. Wat een lange man. Hij heeft een slepende tred, alsof hij mank is aan een been. Zijn haar en snor zijn nog even wit, als toen ik hem in 1995 op tv zag. Hij zei toen dat er geen ,,good guys en geen bad guys'' waren in Bosnie. Daar snapte ik niet veel van. Het waren toch Serviers die Srebrenica innamen, zeg maar omver liepen? En die later 8.000 moslimmannen vermoordden? Volgens een Ducthbatter die ik sprak werd de enclave op het moment dat Mladic aan de poort stond, maar bewaakt door 300 van de in totaal 850 Dutchbatters. 'De anderen zaten in een ander deel van Bosnie en 200 waren met verlof.' Het was niet zo dat de moslimmannen onder de ogen van de Nederlandse VN-militairen werden weggevoerd, beweerde hij. De meesten van hen waren al enkele dagen eerder op eigen houtje de bergen in gevlucht. Wel zaten er nog tientallen mannen, vrouwen en kinderen op de compound. 'We waren bijna niet bewapend. Per persoon hadden we 40 kogels. Van die kromme Uzzi's, oude krengen. Je kunt kinderachtig zeggen dat wij waterpistolen hadden. We konden niks tegen de militaire overmacht van de Bosnische Serviers doen', onderstreepte hij. 'WIj hebben ons best gedaan. We hebben vluchtelingen opgevangen. Die Serven waren zo gek als een deur', zei hij. 'Als je er een tegenkwam had die een heel vreemde, doodse blik in de ogen. Ze leken op machines, al het leven was eruit. Dat zal ook wel als je dagen aan het moorden bent geweest.'
Kamp spreekt bemoedigende woorden, waar Karremans hem later voor bedankt. Als hij spreekt breekt een iel zonnetje door. De minister bezigt ferme taal. Dutchbat is in de steek gelaten, ook door de politiek. Ze stonden er alleen voor. Ze moesten een vrede bewaren die niet bestond. De tegenstanders knepen hen af. Er was nauwelijks meer water, voedsel en brandstof op de compound. 'U bent geregeld beschoten, belaagd en gebruskeerd door het Bosnische leger', zegt Kamp. Onder extreem moeilijke omstandigheden heeft u uw plicht gedaan. De nasleep is een zware last geweest. De miskenning en het onbegrip in eigen land waren groot. Wat heet: 'u werd met de nek aangekeken'. Daarom is dit herinneringsteken gepast, wil Kamp maar zeggen. Of zoals hij zo mooi formuleert 'een erkenning van de miskenning'.
De uitreiking van de eenvoudig ogende speldjes, verloopt rommelig. Ik loop langs de rijen en spreek een Dutchbatter aan. Hij vertelt dat het meer dan terecht is, dit insigne. Hij is een Leeuwarder en wil best met me praten en zelfs zijn naam geven. Ook zijn maat die naast hem staat wil dat. Hoewel, als ik hem vraag waar hij precies last van heeft (hij is sinds begin dit jaar in therapie) beeindigt het het gesprekje abrupt: 'Zo is het wel genoeg, dacht ik.'
Het is vijf voor twaalf. Ik moet weg om mijn stukje te tikken. Gelukkig kan dat bij onze fotograaf, die in Assen woont. Uiterlijk 13.10 moet het binnen zijn. Bij de poort zie ik demonstranten. Op een van hun spandoeken staat: 'Srebrenica huilt.' Een man houdt een foto van Mladic vast en heeft eronder geschreven 'My award. Dankzij NL.' Het stuk is op tijd binnen en staat op de voorpagina.


Het rapport van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie was in 2002 duidelijk. Dutchbat III werd op een onmogelijke missie gestuurd, zonder mandaat, onvoldoende bewapend. Wie luchtsteun heeft geweigerd is onduidelijk. Ik zag van de zomer nog een documentaire van een vrouwelijke F16-pilote die wel twee bommen afwierp op Bosnisch gebied. Een ervan was een voltreffer. Maar ze moest terugkeren naar de basis. Op wiens order bleef onduidelijk. Kamp zei het al, Srebrenica was een 'onmogelijke missie'. Karremans blijf een treurig gevoel houden bij de herinnering aan het drama. Een understatement, lijkt me. Wezenlijke zaken zijn tot nog toe onduidelijk, betoogde hij. Dat zei ook de Dutchbatter die ik sprak. Als wij geen schuld hebben, wie is er dan verantwoordelijk voor de val van de moslimenclave? 'Pas als dat bekend is, kan ik dit insigne met trots dragen.'
www.niod.nl
www.srebrenica.nl
www.dutchbat.nl