Ben Knapen
Ik kan me niet heugen dat er op tv ooit zoveel aandacht was voor een nieuw kabinet. Maar voor het eerst in bijna 100 jaar krijgt Nederland weer een liberaal als premier. En sinds lange tijd een minderheidskabinet. De regeringsoverdracht tussen Balkenende en Rutte was een media-event, dat rechtstreeks tot ons kwam. Alsof het verkiezingsavond was, zo kwamen alle nieuwe bewindslieden aan bod. Ben Knapen, oud-bestuurder van uitgever PCM en oud-hoofdredacteur van NRC Handelsblad, kreeg natuurlijk de vraag of hij die 1,5 miljoen die hij na zijn vertrek als mislukt bestuurder meekreeg, terug zou storten. Nee,was zijn antwoord. Hij was de enige van het nieuwe kabinet die ongemakkelijk voor de camera’s stond. Onzeker ook. Nienke de Zoete ondervroeg hem en hij kwam er niet goed uit. Stamelde dat het een ingewikkeld verhaal was.
Knapen was CDA-man. Onder zijn hoofdredacteurschap volgde de NRC een gouvernementele koers. Ik herinner me dat een collega vloekte dat Knapen midden jaren negentig een scoop over een toenmalig CDA-bewindsman, ik meende Gabor, uit de krant hield. Die zou een verbouwing van de badkamer van zijn Haagse flat met gemeenschapsgeld bekostigd hebben.
Zelf heb ik ook al geen fijne herinneringen aan Ben Knapen. Het was 1990 en ik was, zo verzekerde mij de toenmalige chef nieuwsdienst Pieter Maessen mij, voor 95 procent aangenomen op de binnenlandredactie. Ik hoefde alleen nog op gesprek bij de hoofdredacteur, Ben Knapen. Tijdens het gesprek ondervroeg die mij over alle artikelen in het Cultureel Supplement. Die had ik dus niet gelezen. Mijn antwoorden waren kort. Op elke vraag die hij stelde, wat vindt u van dat artikel zei ik: “Heb ik niet gelezen.” Ik voelde mijn kansen slinken. Het moet een beetje klikken tussen mensen. En tussen Ben Knapen en mij klikte het niet. Slechts een artikel, een stuk over schrijver Frans Kellendonk, had ik wel gelezen. “Vond u het niet wat hagiografisch?” wilde Knapen van mij weten. Mijn god, ik wist niet wat dat was. Maar ik durfde niet te vragen naar de betekenis. Dan sloeg ik natuurlijk helemaal een pleefiguur bij de deftige Knapen. Dus besloot ik in een split second te bluffen. ,,Nou, nee,’’ antwoordde ik, “dat vond ik niet.” Hij ging er verder niet op door. Wel wilde hij weten wat de eindconclusie van mijn doctoraalscriptie was. Ik moest zonder dat het opviel even heel snel nadenken. Ik had de politieke verwikkelingen beschreven van de Olympische Spelen tussen 1968 en 1980. Een harde eindconclusie had ik niet getrokken. Geloofde ik. Of ik was hem vergeten. In elk geval had ik hem niet paraat. Maar ik besloot maar uit te wijden over de twee gouden medailles van judoka Wim Ruska tijdens de Olympische Spelen in München (1972), die door de dood van elf Israelische sporters en de discussie of Nederland zich niet terug had moeten trekken, niet op waarde werden geschat. Het mocht niet baten. Ik moest nog een proefartikel schrijven. Het onderwerp mocht ik zelf kiezen. Had ik maar iets over Friesland geschreven. Daar zat ik goed in. Maar ik moest zonodig weer ingewikkeld doen. RTL Veronique was net in de lucht en ik wilde hoofdredacteur Ruud Hendriks interviewen. Maar toen die hoorde dat het voor een sollicitatie was, haakte die af. Pieter Maessen zei dat ik me geen zorgen hoefde te maken. Met de hoofdredactie heb je niks te maken, stelde hij mij gerust. En ik was voor 95 procent aangenomen. Maar Ben Knapen stak een stokje voor mijn benoeming als binnenlandredacteur. Achteraf hoorde ik dat hij zich gepasseerd voelde, omdat de chef binnenland zijn eigen keuze al had gemaakt. Mijn latere chef vroeg of ik tijdens het sollicitatiegesprek soms een spijkerbroek had gedragen. Want daar hield Ben Knapen niet van. Nee, ik droeg een witte broek en een zalmroze trui. Ik had natuurlijk niet die “brille” die elke NRC-redacteur toen placht te hebben. En ik was evenmin een lekker wijf met korte rok en hoge hakken, waardoor hoofdredacteuren zich ook nog wel eens willen laten verleiden. Ik was een provinciaaltje, een bescheiden meisje. Ik werd het dus niet. Ik moest me journalistiek meer verbreden, luidde het advies. Ik was 30 jaar. Ik was chef redactie bij een leuk persbureau. Mijn directeur liet doorschemeren dat hij eraan dacht mij adjunct-directeur te maken. Na de afwijzing vroeg NRC mij of ik geen correspondent in het noorden wilde worden. Ik heb een week bedenktijd gevraagd. Ik besloot toch voor mezelf te beginnen. Na vijfenhalf jaar in vaste dienst, was het tijd voor iets anders. Collega’s van andere kranten feliciteerden mij en spraken van een promotie. Zo zag ik dat niet. Ik ruilde mijn vaste dienstverband in voor een onzeker bestaan. Nu werk ik alweer 20 jaar voor NRC. Maar tussen Ben Knapen en mij is het nooit meer goed gekomen.
Knapen was CDA-man. Onder zijn hoofdredacteurschap volgde de NRC een gouvernementele koers. Ik herinner me dat een collega vloekte dat Knapen midden jaren negentig een scoop over een toenmalig CDA-bewindsman, ik meende Gabor, uit de krant hield. Die zou een verbouwing van de badkamer van zijn Haagse flat met gemeenschapsgeld bekostigd hebben.
Zelf heb ik ook al geen fijne herinneringen aan Ben Knapen. Het was 1990 en ik was, zo verzekerde mij de toenmalige chef nieuwsdienst Pieter Maessen mij, voor 95 procent aangenomen op de binnenlandredactie. Ik hoefde alleen nog op gesprek bij de hoofdredacteur, Ben Knapen. Tijdens het gesprek ondervroeg die mij over alle artikelen in het Cultureel Supplement. Die had ik dus niet gelezen. Mijn antwoorden waren kort. Op elke vraag die hij stelde, wat vindt u van dat artikel zei ik: “Heb ik niet gelezen.” Ik voelde mijn kansen slinken. Het moet een beetje klikken tussen mensen. En tussen Ben Knapen en mij klikte het niet. Slechts een artikel, een stuk over schrijver Frans Kellendonk, had ik wel gelezen. “Vond u het niet wat hagiografisch?” wilde Knapen van mij weten. Mijn god, ik wist niet wat dat was. Maar ik durfde niet te vragen naar de betekenis. Dan sloeg ik natuurlijk helemaal een pleefiguur bij de deftige Knapen. Dus besloot ik in een split second te bluffen. ,,Nou, nee,’’ antwoordde ik, “dat vond ik niet.” Hij ging er verder niet op door. Wel wilde hij weten wat de eindconclusie van mijn doctoraalscriptie was. Ik moest zonder dat het opviel even heel snel nadenken. Ik had de politieke verwikkelingen beschreven van de Olympische Spelen tussen 1968 en 1980. Een harde eindconclusie had ik niet getrokken. Geloofde ik. Of ik was hem vergeten. In elk geval had ik hem niet paraat. Maar ik besloot maar uit te wijden over de twee gouden medailles van judoka Wim Ruska tijdens de Olympische Spelen in München (1972), die door de dood van elf Israelische sporters en de discussie of Nederland zich niet terug had moeten trekken, niet op waarde werden geschat. Het mocht niet baten. Ik moest nog een proefartikel schrijven. Het onderwerp mocht ik zelf kiezen. Had ik maar iets over Friesland geschreven. Daar zat ik goed in. Maar ik moest zonodig weer ingewikkeld doen. RTL Veronique was net in de lucht en ik wilde hoofdredacteur Ruud Hendriks interviewen. Maar toen die hoorde dat het voor een sollicitatie was, haakte die af. Pieter Maessen zei dat ik me geen zorgen hoefde te maken. Met de hoofdredactie heb je niks te maken, stelde hij mij gerust. En ik was voor 95 procent aangenomen. Maar Ben Knapen stak een stokje voor mijn benoeming als binnenlandredacteur. Achteraf hoorde ik dat hij zich gepasseerd voelde, omdat de chef binnenland zijn eigen keuze al had gemaakt. Mijn latere chef vroeg of ik tijdens het sollicitatiegesprek soms een spijkerbroek had gedragen. Want daar hield Ben Knapen niet van. Nee, ik droeg een witte broek en een zalmroze trui. Ik had natuurlijk niet die “brille” die elke NRC-redacteur toen placht te hebben. En ik was evenmin een lekker wijf met korte rok en hoge hakken, waardoor hoofdredacteuren zich ook nog wel eens willen laten verleiden. Ik was een provinciaaltje, een bescheiden meisje. Ik werd het dus niet. Ik moest me journalistiek meer verbreden, luidde het advies. Ik was 30 jaar. Ik was chef redactie bij een leuk persbureau. Mijn directeur liet doorschemeren dat hij eraan dacht mij adjunct-directeur te maken. Na de afwijzing vroeg NRC mij of ik geen correspondent in het noorden wilde worden. Ik heb een week bedenktijd gevraagd. Ik besloot toch voor mezelf te beginnen. Na vijfenhalf jaar in vaste dienst, was het tijd voor iets anders. Collega’s van andere kranten feliciteerden mij en spraken van een promotie. Zo zag ik dat niet. Ik ruilde mijn vaste dienstverband in voor een onzeker bestaan. Nu werk ik alweer 20 jaar voor NRC. Maar tussen Ben Knapen en mij is het nooit meer goed gekomen.
0 Comments:
Post a Comment
<< Home