Vandaag in Huize De Mik

Monday, August 29, 2005

Terug!

De trouwe bezoeker van mijn weblog zal inmiddels wel afgehaakt zijn. Want twee maanden niets nieuws lezen, werkt zeer ontmoedigend. Ik neem dus aan dat het aantal lezers zo goed als nul bedraagt. Nou ja, zo ben ik er in elk geval verzekerd van dat er geen telefoontjes binnenkomen van bange collega's of boze burgemeesters. Ach, ze zullen het wel flauw vinden dat ik dit schrijf, maar ik hou nu eenmaal van een beetje jennen. En zelfspot hebben we als journaille toch al te weinig en ballen alleen als het ons uitkomt. Journalisten zijn doorgaans geen aardige mensen. Ze bejegenen je vriendelijk en treden je uiteraard welwillend en belangstellend tegemoet, maar eenmaal achter hun pc'tje tikken ze stukjes die ze zelf graag willen lezen. Zelf ben ik enkele male geinterviewd door collega's. De ene schreef amper wat op en stelde alleen maar suggestieve vragen of vragen die ik totaal niet relevant vond - want niet slaand op het onderwerp- en brouwde er vervolgens een stukje van waarin ik mezelf totaal niet herkende en dat bovendien wemelde van de onjuistheden. Een andere mij overigens zeer toegenegen collega interviewde me jaren geleden voor mijn eigen krant. Ik ben een schrikkelkind en verscheen met naar ik meen nog twee anderen pontificaal in foto op de voorpagina. Niet dat het voor mij hoefde, en ik sputterde nog tegen, maar volgens mijn vriendin/collega gaf het niets dat ik zelf ook voor de NRC schreef. Ze vroeg, heel correct, of ik het stuk vantevoren nog wilde lezen. Maar aangezien zij de meest gewetensvolle vakvrouw is die ik ken, zei ik natuurlijk van nee. Als er een iemand was die ik ten volle vertrouwde was zij het wel. Toch stond er in haar stukje een kleine feitelijke fout. Ach nee, hij is niet gecorrigeerd. Zo erg was het nu ook weer niet. Bovendien hadden we die rubriek correcties en aanvullingen nog niet. Ik had haar verteld dat alle in Nederland geboren schrikkelkinderen in 1960 een lepeltje van de gemeente Purmerend cadeau hadden gekregen, maar zij concludeerde eruit dat ik dus in Purmerend was geboren. Dat de gemeente dus alleen zijn eigen inwoners dat herinneringszilver had geschonken. Nee dus. Ik werd er nadien al op aangesproken door een Noord-Hollandse kennis. ,,Goh, wat leuk, ik wist niet dat je in Purmerend was geboren.'' Nee, ben ik ook niet, snel rechtzetten, want het was in Harlingen.
Sinds enkele jaren heb ik er dan ook geen enkele moeitje mee om geinterviewden een stuk vantevoren te laten lezen. De verbeteringen moeten dan wel feitelijk en zinvol zijn. Onlangs nog schreef ik een stuk over de bergingsjager Holland. De geinterviewde wilde er niet in hebben dat het schip voor 10.000 euro per dag te huur is. Begrijpelijk, want dat is erg veel geld. Feitelijk klopte die vraagprijs echter wel, want ik had er nadrukkelijk naar gevraagd en nog opgemerkt dat dit vrij duur was en dus niet voor iedereen weggelegd. Maar er zat dan wel van alles bij in: catering, bemanning enzo, wierp hij tegen. Hoe dan ook, hij wilde er 3000 van maken, want er waren ook tochtjes waarbij alleen wat koffie werd geschonken. Het compromis was dat er ,,vanaf 3.000 euro'' kwam te staan. De eindredacteur kortte het stuk in en noemde helemaal geen prijs. Wel bezigde hij de term ,,partyschip'' wat de bemanning wel knarsetandend zal hebben gelezen. Want de vroegere snelle sleepboot wordt vooral ook ingehuurd voor symposia en congressen en niet alleen voor feesten en partijen. Koningin Beatrix sprak tijdens haar bezoek aan Terschelling aan boord van de legendarische Holland. En de vorstin zou vast niet zo snel een partyschip als locatie uitkiezen, maar wel een varend nautisch monument, wat de Holland vooral ook is.
Net als de Holland is een andere vermaarde boot van de Doeksenvloot voor de sloop behoed. De oude Oost-Vlieland, die jarenlangs als Carolina in de Rotterdamse haven lag, wordt in oude luister hersteld. Ik heb dierbare herinneringen aan het schip, waarmee ik als kind en tiener ettelijke malen naar Vlieland ben gevaren. Het was nog een echt schip met een spitse voorsteven en houten banken. De bagage stond in de loopgangen tegen de kant geschoven. Bagagerekken moesten nog worden uitgevonden. Het was zaak om bij het aan boord gaan zo snel mogelijk in de salons een plaatsje te bemachtigen. Het liefst bij een tafel met (toen nog losstaande) stoelen. De Oost-Vlieland was een zeewaardig bootje met een prachtige boeg. Ooit voer ik in de zomer van 1979 's avonds om 8 uur naar het eiland, want ik werkte in Hotel Golfzang. Er woei een harde, stormachtige wind. Ik zat op een van die lange houten banken, met tegenover me onbekenden. Halverwege begon het schip flink te deinen als gevolg van de hoge golven. Als je de eerste keer tegen je buurvrouw aanvalt is het nog wel grappig, maar als het herhaaldelijk gebeurt, begin je elkaar toch wel wat lacherig maar gaandeweg steeds angstiger aan te kijken. Het schip ging zo heen en weer en deinde zo hevig dat de kopjes en schoteltjes in het cateringloket over de vlakte gingen. Gelukkig was het hotelporcelein, dus dat kon wel wat hebben. Er werkte een meisje in de bediening, Ina, die ik nog kende, omdat ze het jaar daarvoor met me in het hotel had gewerkt. Terwijl de passagiers steeds onrustiger werden en sommigen al kokhalzend op het dek stonden te kotsen, riep ik Ina aan, in de hoop dat ze me kon geruststellen. Ina was altijd vrolijk en had een opgeruimd karakter dus ik vertrouwde blindelings op haar oordeel. 'Inaaaa'', riep ik. 'Ina, is dit normaal?' - Ja hoor, antwoordde ze vrolijk. 'Vanmorgen was het nog veel erger' en ze liep opgewekt verder. We kwamen natuurlijk heelhuids aan. De Oost-Vlieland zonk niet. Zonk nooit. Al vreesden veel passagiers van wel. Opgelucht stapte ik van boord op het eiland, blij om vaste grond onder mijn voeten te hebben.