Schaamteloos Oranje
Hartgrondig gevloekt gisteravond. Niet een keer, maar vele keren. De Here God moet het mij maar vergeven. Hij snapt misschien wel dat ik mijzelf niet echt verwens, maar dat ik mijn immense deceptie wilde wegschelden. Bij elke vloek die er uit mijn keel rolde, werd de pijn iets draaglijker. Ik kon niet stoppen, de lelijke woorden stroomden maar door. Maak je drie keer bewust een WK-finale mee: verlies je drie keer. Mijn God, wat een onrecht. Mijn neef zat versuft naast mij op de bank. Hij bleef ijzig kalm. Maar aan zijn bleke neus zag ik dat hij er ook volkomen doorheen zat. Hij verwerkte zijn verdriet op zijn eigen manier. "Weer niet", stamelde ik. "Weer niet." We worden nu de risee van de wereld. Drie keer een finale verliezen, dan ben je een stumper.
Als Robben die bal nu gewoon had gestift, als die teen van Casillas nu iets korter was geweest, als die Spaanse verdediger nu geel had gehad (twee keer geel, dus rood) als Nederland die corner gewoon had mogen nemen en die Britse scheids niet zo partijdig was geweest, als hij had afgefloten voor het buitenspel dat aan het Spaanse doelpunt voorafging, dan had het land gejuicht. Dan was ik van een gigantisch trauma verlost. Mijn oranje stempels lagen klaar met de meest trotse tekst die ik me kan indenken: "Nederland Wereldkampioen".
We waren er zo dicht bij. Net als in 1974. Zoveel kansen toen. Zoveel kansen in 1978. Het doelpunt van Rensenbrink net voor tijd tegen de paal. Ook nu had hij kunnen vallen. De vorige twee finales was ik op Vlieland. In de eetkamer van Hotel Golfzang, waar ik als 14-jarig meisje op vakantie was met mijn ouders, broer en tante, zaten we met alle andere hotelgasten voor de televisie. De man naast mij, in korte broek, gezet en het zweet op het voorhoofd, stootte me voortdurend aan. Toen Nederland een penalty kreeg en Neeskens die snoeihard tegen de netten schoot, werd hij bijkans hysterisch. Johan Cruyff had het al voorspeld na de overwinning op Uruguay in de eerste wedstrijd (2-0): "Het zal moeilijk zijn om ons nu nog tegen te houden op weg naar de wereldtitel." Mijn vader, opgegroeid in Rotterdam, schamperde over zoveel Amsterdamse bluf. Cruyff kreeg gelijk, de Oranjemachine, brilliant Orange, denderde over elke tegenstander heen. Behalve tegen Zweden bleef het 0-0. In de finale was Cruyff niet in grootse doen. Behalve die rush in de eerste minuut en de penalty die daarop volgde, bleef hij vrijwel onzichtbaar, want aan de ketting bij Berti Vogts. Na afloop ben ik stilletjes naar mijn slaapkamertje geslopen, waar ik stiekem een potje heb gegriend. Zoveel onrecht! Zo mooi en goed spelen en dan die wereldbeker in handen van die arrogante Beckenbauer zien.
Vier jaar later, ik was 18, werkte ik in de zomervakantie in hetzelfde hotel. Mijn kamertje had ik volgeplakt met foto's van Neeskens, Rep en Cruyff. De finale zag ik op een klein zwart-wit tv'tje in de personeelskamer met twee andere meisjes die er werkten. Nederland stond met 1-0 acht er ze moesten nog tien minuten. Ik zei: "Dit wordt niks meer." Ik vond tien minuten zo weinig. Niet wetende dat wedstrijden vaak in de slotminuten kunnen worden beslist. Acht minuten voor tijd kopte Nanninga raak. Vol ongeloof juichte ik, beide armen in de lucht, en ik pakte een theelichtenhouder, niet wetende dat het theelichtje nog warm, dus vloeibaar was. Dat stroomde rijkelijk over mijn bruine bedieningsrok. Het kon me niet schelen. Het stond 1-1! Zou het dan nu? Nee, weer niet. Op de Waddendijk spelde ik de Voetbal International dat als kop had: "Oranje: dan maar in Spanje." Maar daar zou het Nederlands elftal niet present zijn op het WK. Nou ja, in de jaren zeventig werd er tenminste nog fraai aanvallend voetbal gespeeld. Nu heb je en geen titel en niet mooi gespeeld. Al waren de doelpunten op hun beurt wel van een grote schoonheid.
In 2010 had het Nederlands elftal een missie. De focus, zoals zo vaak gezegd, lag op de titel. Maar aanvallend spelen was er amper bij. Het elftal moest het hebben van oprispingen van Sneijder en Robben. De onvermoeibare Kuyt, Van Bronckhorst en sluitpost Stekelenburg waren de absolute uitblinkers. Gisteravond was het bar en bar slecht. Van Persie kwam het hele toernooi nooit aan zijn niveau toe. Toch maakte hij gisteren een paar flitsende rushes, maar hij werd vroegtijdig afgestopt door de Spanjaarden. Toch had ik hem snel gewisseld voor Huntelaar. Nigel de Jong had rood moeten krijgen voor die karatetrap, die echt schaamteloos was. Wat was het spel gemeen soms! Al was het in 1974 nog veel erger. In een korte flits van Nederland- Brazilie zag ik daar meer overtredingen dan in het hele toernooi in Zuid-Afrika. De Oranjedeken die ons land omhulde is opgeruimd, de kater is enorm. Hoogmoed komt voor de val. Sneijder en Kuyt waren zo zeker van het wereldgoud. Wesley had er zelfs van gedroomd. Van die zelfverzekerdheid was tijdens het duel niet veel te zien. Sneijder was onzichtbaar op die fraaie pass op Robben na. De buitenlandse media zijn snoeihard over het vuige spel van het Nederlands elftal. Spanje verdiende te winnen, zo heet het. Maar na 40 jaar topvoetbal was een WK-bokaal als oevreprijs wel op zijn plaats geweest voor Oranje, vind ik. Maar misschien mag iemand ons daarboven niet...
Als Robben die bal nu gewoon had gestift, als die teen van Casillas nu iets korter was geweest, als die Spaanse verdediger nu geel had gehad (twee keer geel, dus rood) als Nederland die corner gewoon had mogen nemen en die Britse scheids niet zo partijdig was geweest, als hij had afgefloten voor het buitenspel dat aan het Spaanse doelpunt voorafging, dan had het land gejuicht. Dan was ik van een gigantisch trauma verlost. Mijn oranje stempels lagen klaar met de meest trotse tekst die ik me kan indenken: "Nederland Wereldkampioen".
We waren er zo dicht bij. Net als in 1974. Zoveel kansen toen. Zoveel kansen in 1978. Het doelpunt van Rensenbrink net voor tijd tegen de paal. Ook nu had hij kunnen vallen. De vorige twee finales was ik op Vlieland. In de eetkamer van Hotel Golfzang, waar ik als 14-jarig meisje op vakantie was met mijn ouders, broer en tante, zaten we met alle andere hotelgasten voor de televisie. De man naast mij, in korte broek, gezet en het zweet op het voorhoofd, stootte me voortdurend aan. Toen Nederland een penalty kreeg en Neeskens die snoeihard tegen de netten schoot, werd hij bijkans hysterisch. Johan Cruyff had het al voorspeld na de overwinning op Uruguay in de eerste wedstrijd (2-0): "Het zal moeilijk zijn om ons nu nog tegen te houden op weg naar de wereldtitel." Mijn vader, opgegroeid in Rotterdam, schamperde over zoveel Amsterdamse bluf. Cruyff kreeg gelijk, de Oranjemachine, brilliant Orange, denderde over elke tegenstander heen. Behalve tegen Zweden bleef het 0-0. In de finale was Cruyff niet in grootse doen. Behalve die rush in de eerste minuut en de penalty die daarop volgde, bleef hij vrijwel onzichtbaar, want aan de ketting bij Berti Vogts. Na afloop ben ik stilletjes naar mijn slaapkamertje geslopen, waar ik stiekem een potje heb gegriend. Zoveel onrecht! Zo mooi en goed spelen en dan die wereldbeker in handen van die arrogante Beckenbauer zien.
Vier jaar later, ik was 18, werkte ik in de zomervakantie in hetzelfde hotel. Mijn kamertje had ik volgeplakt met foto's van Neeskens, Rep en Cruyff. De finale zag ik op een klein zwart-wit tv'tje in de personeelskamer met twee andere meisjes die er werkten. Nederland stond met 1-0 acht er ze moesten nog tien minuten. Ik zei: "Dit wordt niks meer." Ik vond tien minuten zo weinig. Niet wetende dat wedstrijden vaak in de slotminuten kunnen worden beslist. Acht minuten voor tijd kopte Nanninga raak. Vol ongeloof juichte ik, beide armen in de lucht, en ik pakte een theelichtenhouder, niet wetende dat het theelichtje nog warm, dus vloeibaar was. Dat stroomde rijkelijk over mijn bruine bedieningsrok. Het kon me niet schelen. Het stond 1-1! Zou het dan nu? Nee, weer niet. Op de Waddendijk spelde ik de Voetbal International dat als kop had: "Oranje: dan maar in Spanje." Maar daar zou het Nederlands elftal niet present zijn op het WK. Nou ja, in de jaren zeventig werd er tenminste nog fraai aanvallend voetbal gespeeld. Nu heb je en geen titel en niet mooi gespeeld. Al waren de doelpunten op hun beurt wel van een grote schoonheid.
In 2010 had het Nederlands elftal een missie. De focus, zoals zo vaak gezegd, lag op de titel. Maar aanvallend spelen was er amper bij. Het elftal moest het hebben van oprispingen van Sneijder en Robben. De onvermoeibare Kuyt, Van Bronckhorst en sluitpost Stekelenburg waren de absolute uitblinkers. Gisteravond was het bar en bar slecht. Van Persie kwam het hele toernooi nooit aan zijn niveau toe. Toch maakte hij gisteren een paar flitsende rushes, maar hij werd vroegtijdig afgestopt door de Spanjaarden. Toch had ik hem snel gewisseld voor Huntelaar. Nigel de Jong had rood moeten krijgen voor die karatetrap, die echt schaamteloos was. Wat was het spel gemeen soms! Al was het in 1974 nog veel erger. In een korte flits van Nederland- Brazilie zag ik daar meer overtredingen dan in het hele toernooi in Zuid-Afrika. De Oranjedeken die ons land omhulde is opgeruimd, de kater is enorm. Hoogmoed komt voor de val. Sneijder en Kuyt waren zo zeker van het wereldgoud. Wesley had er zelfs van gedroomd. Van die zelfverzekerdheid was tijdens het duel niet veel te zien. Sneijder was onzichtbaar op die fraaie pass op Robben na. De buitenlandse media zijn snoeihard over het vuige spel van het Nederlands elftal. Spanje verdiende te winnen, zo heet het. Maar na 40 jaar topvoetbal was een WK-bokaal als oevreprijs wel op zijn plaats geweest voor Oranje, vind ik. Maar misschien mag iemand ons daarboven niet...