Callas
Een dorp voor de doden, compleet met richtingaanwijzers, straatnamen, veel groen (dit alles uiteraard voor de levenden die mensen die hen voorgingen willen bezoeken), zo kun je het Parijse kerkhof Pere-Lachaise wel omschrijven. Veel doden huizen in kleine, menshoge kerkjes, waar de achterzijde vaak wordt gesierd door stemmig en kleurig glas-in-lood. Maar waar je soms, als het krakende deurtje nog openkan, ook lege plastic waterflessen kunt zien liggen. Aan respect ontbreekt het menig levend bezoeker blijkbaar nogal eens. Bij de ingang staat een jongen die plattegronden verkoopt voor 2 euro. Geen overbodige luxe voor deze uitgestrekte begraafplaats. Het is de bezoeker natuurlijk allemaal te doen om die graven van beroemdheden. Zo stond Maria Callas bij mij op nummer 1. Zij is in 1977 in Parijs gestorven, als gevolg van een hartaanval of medicijngebruik, in elk geval was haar hart gebroken toen scheepsmagnaat Onassis haar had verruild voor Jackie Kennedy. Ik herinner me de beelden op tv van destijds, hoe de zwarte lijkauto stapvoets door de straten van de Franse hoofdstad reed en het publiek applaudiseerde. Iets wat ik nog nooit eerder had gezien, dat enthousiaste klappen. Callas werd niet als bewoonster van Pere-Lachaise genoemd in een recente toeristengids van Parijs. Opmerkelijk, waar Edith Piaf en Jim Morrison wel een vermelding kregen. Maria bleek voor ons echter niet eenvoudig te vinden. Ze ligt niet in een graf, maar in een colombarium onder nr. 16258. Ze ligt dus niet buiten, maar binnen. Je daalt een trap af, naar een soort kelder, waar honderden kleine vakjes in de muur zijn ingemetseld, waarachter de urnen staan. Ook hier viel het niet mee om Callas te vinden. Mijn bezoek riep echter enthousiast toen hij haar vond, een bezoekster in het zwart negerend, die bij het plaatje van een familielid stond. Je zal maar naast een beroemde operadiva liggen. Altijd toeristen om je heen en nauwelijks een moment voor jezelf met je overleden dierbare. Er stond alleen een foto van Callas plus haar naam op de steen. Op naar Oscar Wilde, die een groot wit betonnen grafmonument had gekregen. Helaas was dit al in 1961 vernield. Het graf was indertijd besmeurd met lippenstift. Ongetwijfeld omdat hij homo was, maar dat onthulde de toelichting niet. Het graf was in de jaren daarna gerenoveerd door een stichting en bleek overigens afgezet met rood-witte linten. Het publiek werd expliciet opgeroepen het graf netjes te houden. Er lagen, zowel voor als achter, diverse bloemen en briefjes voor Oscar. Edith Piaf ligt onder een zwartmarmeren (liggende) steen waarop ,,Gassion-Piaf'' staat. Daar sta je dan. En je denkt aan die frele, kleine zangeres die nooit ergens spijt van had. Je rekent hoe oud ze is geworden. was het maar 48? Dan heb ik nog vier jaar. En als dat eens zo was. Wat dan? Wil ik nog iets doen? Zo mijmer je verder, tot je constateert dat ze dus in een familiegraf ligt op een heel druk stukje. Met veel bloemen van trouwe fans. Nog even snel Chopin meegepikt, waar drommen toeristen omheen stonden. Jim Morisson heb ik maar met rust gelaten en Rossini liet ik schieten omdat ik hoognodig een toilet nodig had. Morisson was de leadzanger van de populaire groep The Doors, die als twintiger in Parijs overleed. In een cafe naast de begraafplaats was hij op de wand geschilderd en werden er non stop nummers van zijn de Doors gedraaid. Chopin lag overigens in een deel waar nog begraven werd. Tijdens onze zoektocht naar Callas werden we geconfronteerd met een begrafenis. Een man in een grijs pak, met achter zich twee nabestaanden in onberispelijk zwart, maande mij twee keer met driftige armbewegingen weg te gaan bij de trap die naar het collombarium leidde. Het lijkt me inderdaad vervelend om als rouwenden altijd een schare toeristen in je kielzog te weten. Die zich soms niet altijd bescheiden opstellen. Daarom besloten mijn gezelschap en ik maar even om te lopen en het groepje op de begrafenis wachtende mensen, niet te doorkruisen. Ook al ben je een eigenwijze Hollander, je mag je fatsoen zo nu en dan best eens tonen!
In de bar met vrouwen van zekere geaardheid trof ik Marian, afkomstig uit Engeland of Amerika, dat wilde deze dame niet zeggen, want er moet toch wat te raden overblijven. Ze zei dat ze zeven jaar in Parijs woonde en ooit docent Engelse literatuur was geweest op een universiteit. Ik haakte er direct op in door te zeggen dat ik het graf van Oscar Wilde had bezocht. Zij bleek een operafanaat en meldde dat ze die middag naar een andere begraafplaats was geweest waar ze bloemen bij het graf van Berlioz had gelegd. Ze noemde zichzelf een ,,dilettante''. Nog voor ze over die operatic begon. Ik snapte weinig van haar. Want waar leefde ze dan van? Ja, ze was dilettante. Maar ook dan moesten rekeningen betaald worden, hield ik aan. Ze glimlachte en ontweek mijn vraag. Ik speelde vast te veel journalistje, met mijn concrete vragen. Ik gooide het dus maar over een andere boeg en vroeg of er meer lesbobars waren in Parijs. Want ook hierover gaf de - hoewel twee jaar oud, maar toch al gedateerde- toeristengids weinig duidelijkheid. Ja, op het eind van de straat. Of we (mijn beste vriendin en ik) daar soms heen wilden. Mijn gezelschap was echter moe en niet (meer) van de vrouwen, dus we gingen. Ach, het mens was toch maf, concludeerde ik. Telefoonnummers hoefden dan ook niet te worden uitgewisseld. ,,Wie legt er nu bloemen op het graf van een componist?'', sneerde ik. Mijn vriendin: ,,Zou jij toch ook doen op het graf van Kennedy.'' Die zat. We liepen de straat uit. Bespraken Marian. Conclusie: zag er best leuk uit, lang haar, lieve gezichtsuitdrukking. Maar ergens toch maf. Opeens hoorden we achterons geroep. Marian drukte mijn gezelschap de paraplu in de hand, die we in de bar hadden laten liggen. We bedankten uitbundig, om ons schuldgevoel te pareren en omdat de plu groot en mooi was. Ze mocht dan wat excentriek zijn, attent was ze wel. Misschien zien we haar ooit weer. Misschien ook niet. In beide gevallen is het goed.
In de bar met vrouwen van zekere geaardheid trof ik Marian, afkomstig uit Engeland of Amerika, dat wilde deze dame niet zeggen, want er moet toch wat te raden overblijven. Ze zei dat ze zeven jaar in Parijs woonde en ooit docent Engelse literatuur was geweest op een universiteit. Ik haakte er direct op in door te zeggen dat ik het graf van Oscar Wilde had bezocht. Zij bleek een operafanaat en meldde dat ze die middag naar een andere begraafplaats was geweest waar ze bloemen bij het graf van Berlioz had gelegd. Ze noemde zichzelf een ,,dilettante''. Nog voor ze over die operatic begon. Ik snapte weinig van haar. Want waar leefde ze dan van? Ja, ze was dilettante. Maar ook dan moesten rekeningen betaald worden, hield ik aan. Ze glimlachte en ontweek mijn vraag. Ik speelde vast te veel journalistje, met mijn concrete vragen. Ik gooide het dus maar over een andere boeg en vroeg of er meer lesbobars waren in Parijs. Want ook hierover gaf de - hoewel twee jaar oud, maar toch al gedateerde- toeristengids weinig duidelijkheid. Ja, op het eind van de straat. Of we (mijn beste vriendin en ik) daar soms heen wilden. Mijn gezelschap was echter moe en niet (meer) van de vrouwen, dus we gingen. Ach, het mens was toch maf, concludeerde ik. Telefoonnummers hoefden dan ook niet te worden uitgewisseld. ,,Wie legt er nu bloemen op het graf van een componist?'', sneerde ik. Mijn vriendin: ,,Zou jij toch ook doen op het graf van Kennedy.'' Die zat. We liepen de straat uit. Bespraken Marian. Conclusie: zag er best leuk uit, lang haar, lieve gezichtsuitdrukking. Maar ergens toch maf. Opeens hoorden we achterons geroep. Marian drukte mijn gezelschap de paraplu in de hand, die we in de bar hadden laten liggen. We bedankten uitbundig, om ons schuldgevoel te pareren en omdat de plu groot en mooi was. Ze mocht dan wat excentriek zijn, attent was ze wel. Misschien zien we haar ooit weer. Misschien ook niet. In beide gevallen is het goed.
0 Comments:
Post a Comment
<< Home