VRIENDIN
Je hebt van die vriendinnen die je al jaren kent, maar soms jaren ook niet spreekt. Maar dat geeft niet. Tref je elkaar weer dan pak je de vriendschapsdraad moeiteloos weer op. Gea was zo iemand. We waren even oud en leerden elkaar kennen via de kerk. Haar ouders waren bevriend met de mijne en we zaten samen op het GJV, de Gereformeerde Jongerenclub. Ze ging de verpleging in en ging in Leeuwarden op kamers wonen. Ik heb haar daar nog wel eens bezocht in de inmiddels gesloopte Jan Evenhuisflat. Ik ben nog op haar afstudeerfeest geweest in 1980, maar het contact verwaterde daarna. Midden jaren tachtig trof ik haar nog wel eens in de stad. Ze had een druk leven, was getrouwd, had kinderen en werkte. We spraken af om elkaar eens te bellen of bij elkaar langs te gaan, maar het bleef erbij. Enkele jaren geleden trof ik haar weer bij een raadsvergadering. Ze was actief in de Oranjewijk, die streed tegen de komst van een opvang van drugsverslaafden. Het weerzien was hartelijk. We spraken af om elkaar eens te bellen. Die zomer paste ik op de jonge kat van haar gezin. Daarna spraken we elkaar jaren weer niet. Tot vorig jaar. Van gezamenlijke kennissen van mijn toen net overleden moeder hoorde ik dat Gea ziek was. De borstkanker die ze ooit had gehad en waarvan ze was genezen, bleek uitgezaaid in haar lever. Ik schrok me kapot en ging bij haar langs. Onverwachts op een zondagavond met een bosje rozen. Deed ik hier goed aan? Ik volgde mijn hart. Het weerzien was opnieuw hartelijk. We kletsten verder waar we ooit waren gebleven. We kenden elkaars ouders, achtergrond en dat praat vaak gemakkelijk. Op een avond in december gingen we naar de sauna in Vrouwenparochie. Even lekker ontspannen. We spraken over haar ziekte, de behandeling. Ik vond haar ongelooflijk moedig. Ze zei dat ze misschien nog een jaar had. Ik antwoordde dat niemand dat kon zeggen en dat er toch goede behandelmethodes waren, ook alternatieve. Ze zei dat ze in elk geval geen tien jaar meer zou leven. We belden elkaar geregeld. Op een avond belde ze me en vertelde dat ze in het ziekenhuis lag en dat er uitzaaiingen in haar hoofd zaten. Ik wist niets te zeggen, kon alleen maar vloeken. Ze zou worden bestraald. De artsen zeiden dat ze niet was uitbehandeld. Van de zomer belde ik haar weer. Ze was met haar gezin in Sneek. Ze voelde zich best goed, was alleen een beetje moe. Ze zou met haar dochter nog twee weken naar Frankrijk op vakantie gaan. Daar had ze veel zin in. Ik zei dat ze dan moest gaan. Ik kreeg nog een ansichtkaart van haar. Ze schreef dat ze er twee dagen was en dat het zuiden nog niet erg zonnig was. Maar dat ze nog 12 dagen te gaan had... Dat was het laatste levensteken dat ik van haar kreeg. Bijna drie weken later lag de rouwkaart in de bus. Tijdens de rouwdienst zei de predikant dat ze hals over kop uit Frankrijk was teruggekeerd en in het ziekenhuis was opgenomen. Ik keek naar haar drie kinderen, zo jong nog en nu al zonder moeder. Ik herinnerde me hoe haar dochtertje, voordat we naar de sauna gingen, haar beide armen om haar moeder heensloeg. Mijn hart brak bij dat beeld. Wat is het leven onrechtvaardig! "Jij niet, jij nooit meer. Die kou is dieper dan kou kan gaan'', schreef Mies Bouhuys.
Lieve, dappere, sprankelende, spontane Gea. Van de week droomde ik dat ik haar zag bij een patatkraam. - Wat doe jij hier? vroeg ze. Ik zei: eten. En jij? "Ook eten, want ik wil lekker dik die kist in". Ze liep weg en ik keek haar na. Ze draaide zich nog een keer om en ik groette haar met een handkus.
Lieve, dappere, sprankelende, spontane Gea. Van de week droomde ik dat ik haar zag bij een patatkraam. - Wat doe jij hier? vroeg ze. Ik zei: eten. En jij? "Ook eten, want ik wil lekker dik die kist in". Ze liep weg en ik keek haar na. Ze draaide zich nog een keer om en ik groette haar met een handkus.
0 Comments:
Post a Comment
<< Home