Check. check, check
Wat is het toch goed om een berichtje 4 of 5 keer te checken. En dan vooral de namen van mensen die je aan het woord laat. Of die je noemt. Dankzij een zoveelste check (toch nog maar 1 x) vermeed ik dat ik moest rectificeren. Ik noemde in een klein berichtje voor mijn krant de directeur van de Groninger stadsschouwburg Thom de Groot. Dat is een bekende naam voor mij, want ik volg De Groot al meer dan tien jaar als bioboer die zijn veestapel consequent weigert te oormerken (want dierenmishandeling). Toen ik het bericht vlak voor verzending nog een keer overlas, ontdekte ik dat de directeur van de Groninger schouwurg niet dezelfde naam droeg als de Grouster veehouder. De theaterdirecteur heet Thom van der Goot. De klank van zijn achternaam mocht dan hetzelfde klinken, het was toch wel een heel andere naam. Goddank kon ik het aanpassen. Net als vanmiddag toen ik een woordvoerder van Justitie Leverkamp noemde, terwijl bij een automatische check de naam Levenkamp bleek te zijn. Ik was misschien te veel gefocust op de lever. Gisteravond at ik met een vriendin, die uitzaaiingen in haar lever blijkt te hebben. Ze tekende voor mij een gezonde lever, en daarna de zieke, die een soort bloemkool bleek te zijn, met inkepingen en diverse metastasen. Ze is dapper, levenslustig, leuk en attent en ze heeft niet het gevoel dat haar leven ten einde loopt. Vol met ideeen zit ze nog. Ik bewonder haar en put zelf ook moed uit haar levenskracht. Misschien dat haar lever mogelijk nog tot leven kan leiden.
Namen. Ooit interviewde ik Arno van der Valk, de initiatiefnemer van roofdierenopvang Pantera in Nijeberkoop. Vol vuur vertelde de oud-dompteur en oud-militair over zijn passie: afgedankte leeuwen, tijgers en andere katachtigen een onbezorgde oude dag gunnen, als ze overcompleet worden in circussen of dierentuinen. Zo behoedde hij ze voor een spuitje. Het was op een vrijdag dat ik hem bezocht en thuisgekomen tikte ik het verhaal voor de zaterdagkrant. Het was een mooi verhaal, alleen ontdekte ik tot mijn niet geringe schande dat ik Arno in mijn stuk consequent Van der Wal had genoemd. Zo stond het dus de volgende dag ook in de krant. Ik geloof dat ik hetniet eens direct ontdekte, overtuigd als ik was van de correcte achternaam. Zo overtuigd, dat ik checken niet nodig achtte. De a-klank had me te pakken genomen. Ik had de klok horen luiden (valk) maar koos verkeer (wal). Met het schaamrood op mijn kaken belde ik hem op om hem mijn excuses te maken. (De rubriek correcties en aanvullingen bestond nog niet, het was in 1995). Hij nam het zeer sportief op, en bleek zich er niet aan te hebben gestoord, althans dat zei hij, blij als hij waarschijnlijk was met een artikel in de beste krant van Nederland.
Een collega van mij noemde een meneer De Geus ooit De Reus. Ik herinner haar er nog wel eens aan. We kunnen er nog onbedaarlijk om lachen. Hoewel De Geus het niet zo leuk zal hebben gevonden. Het is vreemd, maar een naam zet zich vast in je geheugen en tijdens het tikken van je stuk, weet je zo zeker dat het de goede naam is dat je vergeet te checken. Hoe langer ik in het vak zit, nu precies 20 jaar, waarvan 15 jaar als zelfstandig journalist en correspondent van NRC Handelsblad in het noorden, hoe vaker ik haast intuitief besluit om een stuk of bericht nog 1 x voor verzending na te kijken. Het heeft me voor menig flater behoed. Zoals de fouten van collega's me ook sneller opvallen. In de Leeuwarder Courant werd schaatsster Marianne Timmer, ,,de Sappermeerster'' genoemd. Nu is het Sappemeer, zonder r dus en woont Timmer allang niet meer in Groningen, maar in Noord-Holland. Met naamgenoot en AZ-keeper Timmer. Dat staat niet alleen in de bladen, maar ook in Sportweek, dus had de betreffende sportredacteur dit kunnen weten. En ook de eindredactie was het blijkbaar niet opgevallen.
In "De Leugen regeert" gaf de Spaanse correspondent Robert Boshard of is het nu Bosschart (ik moet het nog even checken) ruiterlijk toe dat hij fout zat, toen hij de aanslagen van 11 maart vorig jaar op een Madrileense trein tot drie maal toe het werk noemde van de ETA. Hij verliet zich niet eens op de regering, maar op een volgens hem betrouwbare bron. De redactie in Hilversum had hem niet behoed voor de fout. Knap dat hij dit zo en plein publique toegaf. Dat de ETA er achter zat, had hij beter kunnen toeschrijven aan de woordvoerder. "De autoriteiten en een woordvoerder van de politie gaan er vanuit dat de ETA hier de hand in had.'' Midden-Oosten-correspondent Eddo Rosenthal had hem via de Hilversumde redactie nog willen attenderen dat de aanslag het werk was van moslim-terroristen, maar door het vele lawaai had hij dat zinnetje niet gehoord.
Het zal me de rest van mijn leven achtervolgen. Ja, het correspondentschap is een eenzaam beroep, zeker in het buitenland en zeker tijdens hectiek als je redactie je om de haverklap belt met de vraag of er nog nieuwe ontwikkelingen zijn. Of met suggesties. Zo belde de hoofdredactie me tijdens de burgemeesterscrisis in Leeuwarden me op met de vraag of ik wilde checken of Loeki van Maaren-van Balen niet aan dementia preacox leed. Ik moest aanvankelijk hardop lachen, tot mijn plaatsvervangend hoofdredacteur bloedserieus zei dat ze er alle symptomen van had. Ze kon immers geen namen onthouden en was warrig. Toen maar gebeld met haar vorige woonplaats Weert en gecheckt en gevraagd, maar de mensen die ik sprak, leek het geen echte mogelijkheid. Het was gewoon concentratiegebrek. Toch maakte ik een stuk waarin ik de vraag opwierp of de burgemeester niet dement was. Ik liet het aan een ingewijde lezen, die zei dat het zo wel kon. Ook bij Loeki zelf gooide ik het 's avonds laat door de bus. De volgende dag kreeg ik prompt een brief van haar advocaat waarin hij me cynisch feliciteerde met mijn journalistieke spitwerk en me en passant dreigde met de rechter als het zo in de krant kwam. Ik heb een ander stuk geschreven, na overleg met mijn chef, omdat ik er zelf ook niet echt tevreden over was. Ach, ik mocht Loeki wel, maar dat mocht natuurlijk geen rol spelen en dat deed het ook niet. Toevalligerwijs kreeg ik haar op een ochtend, terwijl de crisis zich volop ontvouwde en ze onbereikbaar was voor de pers, nog aan de lijn. Als een van de weinige collega's. Hoewel ze me altijd ,,Karin'' noemde, sprak ze me nu aan met ,,mevrouw''. Misschien wist ze niet meer wie ik was? Ik probeerde een sfeer te creeren waarin ze zich mij zou herinneren en wilde haar op haar gemak stellen om haar enkele uitspraken te ontlokken. Maar ze bleef formeel. ,,Ach mevrouw, zelfs de minister kon niks meer voor me doen'', zei ze. Dat werd de kop van mijn stuk dat pontificaal op pagina 3 kwam te staan. Want ook voor de journalist op afstand is het altijd weer een verrassing wat de eindredactie boven een stuk zet. Soms heb je eer van je werk.
Namen. Ooit interviewde ik Arno van der Valk, de initiatiefnemer van roofdierenopvang Pantera in Nijeberkoop. Vol vuur vertelde de oud-dompteur en oud-militair over zijn passie: afgedankte leeuwen, tijgers en andere katachtigen een onbezorgde oude dag gunnen, als ze overcompleet worden in circussen of dierentuinen. Zo behoedde hij ze voor een spuitje. Het was op een vrijdag dat ik hem bezocht en thuisgekomen tikte ik het verhaal voor de zaterdagkrant. Het was een mooi verhaal, alleen ontdekte ik tot mijn niet geringe schande dat ik Arno in mijn stuk consequent Van der Wal had genoemd. Zo stond het dus de volgende dag ook in de krant. Ik geloof dat ik hetniet eens direct ontdekte, overtuigd als ik was van de correcte achternaam. Zo overtuigd, dat ik checken niet nodig achtte. De a-klank had me te pakken genomen. Ik had de klok horen luiden (valk) maar koos verkeer (wal). Met het schaamrood op mijn kaken belde ik hem op om hem mijn excuses te maken. (De rubriek correcties en aanvullingen bestond nog niet, het was in 1995). Hij nam het zeer sportief op, en bleek zich er niet aan te hebben gestoord, althans dat zei hij, blij als hij waarschijnlijk was met een artikel in de beste krant van Nederland.
Een collega van mij noemde een meneer De Geus ooit De Reus. Ik herinner haar er nog wel eens aan. We kunnen er nog onbedaarlijk om lachen. Hoewel De Geus het niet zo leuk zal hebben gevonden. Het is vreemd, maar een naam zet zich vast in je geheugen en tijdens het tikken van je stuk, weet je zo zeker dat het de goede naam is dat je vergeet te checken. Hoe langer ik in het vak zit, nu precies 20 jaar, waarvan 15 jaar als zelfstandig journalist en correspondent van NRC Handelsblad in het noorden, hoe vaker ik haast intuitief besluit om een stuk of bericht nog 1 x voor verzending na te kijken. Het heeft me voor menig flater behoed. Zoals de fouten van collega's me ook sneller opvallen. In de Leeuwarder Courant werd schaatsster Marianne Timmer, ,,de Sappermeerster'' genoemd. Nu is het Sappemeer, zonder r dus en woont Timmer allang niet meer in Groningen, maar in Noord-Holland. Met naamgenoot en AZ-keeper Timmer. Dat staat niet alleen in de bladen, maar ook in Sportweek, dus had de betreffende sportredacteur dit kunnen weten. En ook de eindredactie was het blijkbaar niet opgevallen.
In "De Leugen regeert" gaf de Spaanse correspondent Robert Boshard of is het nu Bosschart (ik moet het nog even checken) ruiterlijk toe dat hij fout zat, toen hij de aanslagen van 11 maart vorig jaar op een Madrileense trein tot drie maal toe het werk noemde van de ETA. Hij verliet zich niet eens op de regering, maar op een volgens hem betrouwbare bron. De redactie in Hilversum had hem niet behoed voor de fout. Knap dat hij dit zo en plein publique toegaf. Dat de ETA er achter zat, had hij beter kunnen toeschrijven aan de woordvoerder. "De autoriteiten en een woordvoerder van de politie gaan er vanuit dat de ETA hier de hand in had.'' Midden-Oosten-correspondent Eddo Rosenthal had hem via de Hilversumde redactie nog willen attenderen dat de aanslag het werk was van moslim-terroristen, maar door het vele lawaai had hij dat zinnetje niet gehoord.
Het zal me de rest van mijn leven achtervolgen. Ja, het correspondentschap is een eenzaam beroep, zeker in het buitenland en zeker tijdens hectiek als je redactie je om de haverklap belt met de vraag of er nog nieuwe ontwikkelingen zijn. Of met suggesties. Zo belde de hoofdredactie me tijdens de burgemeesterscrisis in Leeuwarden me op met de vraag of ik wilde checken of Loeki van Maaren-van Balen niet aan dementia preacox leed. Ik moest aanvankelijk hardop lachen, tot mijn plaatsvervangend hoofdredacteur bloedserieus zei dat ze er alle symptomen van had. Ze kon immers geen namen onthouden en was warrig. Toen maar gebeld met haar vorige woonplaats Weert en gecheckt en gevraagd, maar de mensen die ik sprak, leek het geen echte mogelijkheid. Het was gewoon concentratiegebrek. Toch maakte ik een stuk waarin ik de vraag opwierp of de burgemeester niet dement was. Ik liet het aan een ingewijde lezen, die zei dat het zo wel kon. Ook bij Loeki zelf gooide ik het 's avonds laat door de bus. De volgende dag kreeg ik prompt een brief van haar advocaat waarin hij me cynisch feliciteerde met mijn journalistieke spitwerk en me en passant dreigde met de rechter als het zo in de krant kwam. Ik heb een ander stuk geschreven, na overleg met mijn chef, omdat ik er zelf ook niet echt tevreden over was. Ach, ik mocht Loeki wel, maar dat mocht natuurlijk geen rol spelen en dat deed het ook niet. Toevalligerwijs kreeg ik haar op een ochtend, terwijl de crisis zich volop ontvouwde en ze onbereikbaar was voor de pers, nog aan de lijn. Als een van de weinige collega's. Hoewel ze me altijd ,,Karin'' noemde, sprak ze me nu aan met ,,mevrouw''. Misschien wist ze niet meer wie ik was? Ik probeerde een sfeer te creeren waarin ze zich mij zou herinneren en wilde haar op haar gemak stellen om haar enkele uitspraken te ontlokken. Maar ze bleef formeel. ,,Ach mevrouw, zelfs de minister kon niks meer voor me doen'', zei ze. Dat werd de kop van mijn stuk dat pontificaal op pagina 3 kwam te staan. Want ook voor de journalist op afstand is het altijd weer een verrassing wat de eindredactie boven een stuk zet. Soms heb je eer van je werk.
0 Comments:
Post a Comment
<< Home